Veranderen van overtuigingen
A subject, B programmeur en C meta.
Neem alleen overtuigingen met betrekking tot JEZELF en EIGEN KWALITEITEN!
Identiteit:
- A geeft aan: ‘lk ben ervan overtuigd dat ik (niet) ben …’ of
On)Mogelijkheden: ‘lk ben ervan overtuigd dat ik (niet) kan …’ - B specificeert de overtuiging goed en checkt de ecologie.
Deel 1
- B zegt; ‘Denk aan een overtuiging die je hebt en waarvan je zou willen dat je deze niet had.
Als je hieraan denkt, heb je er een beeld van?’
‘Waar staat het beeld?’ (Dit is de locatie.) - B zegt; ‘Denk aan een overtuiging die je had, en die nu niet meer voor je geldt.
Heb je daar een beeld van?’
Haal de SMD’en eruit. Eérst locatie! (Schrijf ze even op)
(Neem iets totaal onbelangrijks. Bijvoorbeeld: ‘Je was dertien en dat geloof je nu niet meer.’ Dit valt ook niet meer om te draaien. Kom zo dicht mogelijk bij objectieve feiten.) - B zegt; Neem de inhoud van 1. en breng deze in de submodaliteiten van 2.
(Het beeld van de overtuiging die je veranderen wilt krijgt dus dezelfde submodaliteiten als de overtuiging die je vroeger had.)
B noemt de betreffende submodaliteiten op.
Deel 2
- B geeft aan; ‘Denk aan een overtuiging waarvan je absoluut zeker bent, en die helemaal
oké/prima voor je is.’
Haal de SMD’en eruit. Eérst locatie! (Schrijf ze even op.)
(Neem een universele ervaring.) - B zegt: ‘Denk aan een overtuiging die je zou willen hebben.’
‘Heb je er een beeld van?’
Meestal de flipside van de overtuiging die je veranderen wilt.
Héél belangrijk is de ecologie!
Denk eventueel aan de Sleutels voor een haalbare uitkomst. Anders blijft de nieuwe overtuiging namelijk niet zitten. - B neemt de inhoud van 5. en brengt deze in de submodaliteiten van 4.
(Degene die het proces begeleidt noemt de betreffende submodaliteiten op.) - Test en Future pace ‘Ga naar een moment in de toekomst, waarin je vroeger…’
- Tot slot vraagt B; ‘WAAROM is het WAAR voor je?’