Neurologische niveaus
Leer-, veranderings- en communicatieprocessen vinden plaats op verschillende niveaus, die elkaar onderling beïnvloeden. Deze niveaus zijn hiërarchisch geordend, hoewel er geen sprake is van een absolute scheiding van categorieën. Een hoger niveau organiseert de informatie op de onderliggende niveaus. Dit betekent dat een verandering op een hoger niveau altijd zal doorwerken op lagere niveaus. Een verandering op een lager niveau kan een hoger niveau beïnvloeden, hoewel dit niet altijd het geval hoeft te zijn.
Door goed naar anderen te luisteren, kunnen we onderscheiden op welk niveau ze hun wensen, maar ook hun problemen formuleren. Dit geeft ons een belangrijke aanwijzing over de middelen die we nodig hebben als we hen willen begeleiden in hun veranderingsprocessen.
Hoewel een verandering meer effect heeft naarmate deze op een hoger gelegen niveau plaatsvindt, betekent dit niet dat we al onze acties op het hoogste niveau moeten organiseren. Voor het ophangen van een schilderij laten we immers ook niet meteen een binnenhuisarchitect komen.
Wat voor anderen geldt, is ook op onszelf van toepassing. Om effectief te kunnen handelen, is het belangrijk dat we ons bewust worden van het niveau waarop onze doelen en problematiek zich afspelen. Hoe meer we de verschillende niveaus op lijn weten te brengen, hoe congruenter we naar buiten kunnen treden.
Robert Dilts heeft het model van de Logische Niveaus ontwikkeld op grond van Gregory Bateson’s ‘Steps to an Ecology of Mind’ (1972). Bateson, bekend antropoloog en auteur op het gebied van communicatie en systeemtheorie, leverde aldus de basis voor een van de mooiste −en ‘simpelste’− modellen die NLP te bieden heeft bij het analyseren van situaties en relaties: het verkrijgen van inzicht in eigen en andermans model van de wereld. Het is een model dat inzicht geeft in niveaus van communicatie, verandering en functioneren. Het is ook een model waarbinnen je alle NLP-onderwerpen een plaats kunt geven.
Het model kent de volgende niveaus:
• Spiritualiteit: Hetgeen richting geeft aan ons leven; zingeving, missie, doel.
• Identiteit: Persoonlijkheid; ik ben … Op dit niveau spelen ook de emoties, je zelfgevoel.
• Waarden/Overtuigingen: Waarden en normen, gedachten en ideeën. Alles wat geen feit is. Datgene wat voor jou belangrijk is en wat je aanneemt dat waar voor je is.
• Vaardigheden: Vermogens, hulpbronnen, kwaliteiten
• Gedrag: Alles wat je kunt zien en horen van de ander, wat je als het ware op video vast kunt leggen
• Omgeving: Alles wat om je heen is, de context en de tijd.
Wanneer zich een vraagstuk voordoet, kun je met behulp van het model uitzoeken op welk niveau het probleem speelt, maar ook welk niveau niet in de overweging betrokken is en op welke niveaus allereerst veranderingen gewenst zijn.
Gregory Bateson beschrijft de werking van de logische niveaus als volgt:
- Een hoger logisch niveau organiseert de informatie op onderliggende niveaus.
- Verandering op een lager niveau kan verandering op een hoger niveau teweegbrengen.
- Verandering op een hoger niveau zal verandering op alle lagere niveaus teweegbrengen.
- Een oplossing ligt nooit op het niveau waar het probleem geconstateerd wordt, maar altijd op een ander niveau.
- Als je vermogens, je gedrag (en − voor zover van toepassing − de omgeving die je kiest!) in congruentie zijn met hetgeen je op de hoogste niveaus nastreeft, spreken we van ‘alignement’: alle niveaus werken samen en ondersteunen elkaar.
Spiritualiteit of Missie
Waar ben ik een onderdeel van? Van waaruit?
Op dit niveau staat onze verbondenheid met de wereld, mensheid en onze levensdoelen centraal.
Identiteit
Wie ben ik? Wat ben ik?
Zelfgevoel, wie ben ik, en zelfwaardering staan centraal op dit niveau. Het gaat hier om overtuigingen met betrekking tot wie iemand is. Iemand, die in de training zegt: ‘Ik ben nu eenmaal …’, refereert aan hoe hij zijn identiteit ziet.
Naast de vraag ‘wie ben ik?’ speelt ook vaak de vraag ‘heb ik recht van bestaan, mag ik er zijn en voor mezelf opkomen?’ een grote rol. Hier gaat het om zelfgevoel en zelfwaardering en spelen overtuigingen met betrekking wie iemand is een rol.
Voorbeelden: ‘Ik ben succesvol.’ ‘Ik ben nu eenmaal een mislukkeling.’
Waarden en Overtuigingen
Waarom? Wat vind ik?
In antwoord op vragen, zoals: ‘waarom doe je dat’, ‘wat vind je ervan dat je dat deed’, ‘wat probeer je te bereiken’, vertellen mensen over hun normen, waarden, criteria en overtuigingen. In- en externe conflicten spelen zich in de regel op dit niveau af. Ook hier geldt weer dat de persoon altijd kiest uit een enorm scala van mogelijke overtuigingen. In een concrete situatie zal de ene persoon denken: ‘Hé, als ik het zo aanpak, dan kan dat’ (en misschien slagen), terwijl de andere denkt: ‘Dat is onmogelijk’ (en ongetwijfeld faalt of er niet eens aan begint).
Met deze vragen krijgen we inzicht in de waarden, normen en overtuigingen van mensen. In de regel spelen interne en externe conflicten zich op dit niveau af. Voorbeeld beperkende overtuiging: ‘Wat ik ook doe, welke cursus ik ook volg, ik leer het toch nooit.’ Voorbeeld stimulerende overtuiging: ‘Je bent nooit te oud om te leren.’
Vaardigheden en capaciteiten
Wat kan ik? Hoe doe ik het?
Uit alle mogelijke vaardigheden en capaciteiten waarover een mens kan beschikken, wordt zowel in het algemeen als in concrete situaties slechts een aantal ontwikkeld en benut.
Op dit niveau gaat het om strategieën en plannen (in samenhang met het gedragsniveau: operationele stappen). Hierover wordt verteld in stappen. Hoewel we kunnen beschikken over heel wat vaardigheden en capaciteiten, ontwikkelen en benutten we er over het algemeen maar weinig.
Voorbeelden: ‘Ik kan het niet omdat ik geen verstand heb van computers.’ ‘Ik beschik over vele kwaliteiten, goed kunnen luisteren is antwoord op de vraag: ‘Hoe doe je dat, hoe pak je dat nou aan?’. Een voorbeeld van een antwoord op dit niveau is: ‘Ik weet niet hoe ik dat aanpak, het gebeurt soms gewoon. Inspiratie, denk ik’.
Gedrag
Wat doe ik?
Op dit niveau beschrijft de verteller ons wat hij/zij daadwerkelijk deed.
We dienen ons hier te realiseren dat mensen een zeer uitgebreid gedragsrepertoire hebben en dat ze een keuze gemaakt hebben uit dit repertoire.
Daarnaast krijgen we inzicht in welke gedragsmogelijkheden die persoon nog niet heeft ontwikkeld.
Mensen vertellen over hun gedrag in reactie op de vraag: ‘wat deed je?’.
Interventies op dit niveau zijn relatief eenvoudig, maar vaak moet er wat meer gebeuren dan alleen gedragsverandering om deze te doen beklijven. Toch zijn veel leersituaties eenvoudig te beschrijven in termen van het aanleren van gedrag door modelling of door oefening. We gebruiken dit niveau om onze feedback te geven.
Omgeving
Waar? Wanneer? Met wie?
Op dit niveau vertelt de cursist ons in welke context hij een bepaalde gebeurtenis plaatst. We dienen goed te beseffen dat de cursist hierbij een keuze maakt uit vele mogelijke constructies en dat het nog maar de vraag is of deze constructie de meest nuttige is met betrekking tot de doelen die hij/zij wil bereiken.
Iemand die zich veilig wil voelen, maar de wereld ziet als een vijandige jungle, zal de context waarin hij verkeert totaal anders benoemen dan iemand die de wereld ziet als een uitdaging.
Dit is mogelijk, omdat de wereld zoals iemand die waarneemt niet overeen hoeft te komen met hoe de wereld daadwerkelijk is. In de eerste plaats is de ‘waargenomen werkelijkheid’ een constructie. In de tweede plaats selecteren we op elk moment met onze aandacht (en onze interne filters) slechts een deel van wat we zouden kunnen waarnemen.
Wanneer we andere zaken selecteren dan ziet onze ‘werkelijkheid’ er ineens anders uit. We kunnen dus op omgevingsniveau dingen veranderen door andere dingen binnen ons aandachtsveld te brengen.
Een voorbeeld: iemand met een angst voor spreken in het openbaar neemt de wereld waar als een wereld vol kritische, afwijzende mensen. Hij ziet zichzelf als iemand die eigenlijk erg zijn best moet doen om te voorkomen dat mensen hem zien zoals hij werkelijk is: incompetent, kwetsbaar en angstig. Koste wat kost moet voorkomen worden dat hij gaat hakkelen, trillen, blozen of dat hij geen antwoord weet op een vraag. De vraag waar het nu om gaat is of de wereld werkelijk zo in elkaar zit. Deze persoon zou bijvoorbeeld ook die mensen in zijn aandachtsveld op kunnen nemen die begrijpend, nieuwsgierig en enthousiast zijn. We veranderen op dat moment iets aan de beleving van de omgeving van die persoon.