Strategieën
Als je geïnteresseerd bent in het antwoord op de vraag: ‘hoe doet iemand datgene wat hij of zij doet?’ dan ben je geïnteresseerd in welke strategie iemand hanteert om een bepaald resultaat te bereiken. Het ‘doen’ bevindt zich op het niveau van vaardigheden in de neurologische niveaus.
Alles binnen NLP is ontstaan vanuit de gedachte dat als we de structuren zouden kunnen vinden achter succesvol gedrag en we zouden die structuren bij onszelf integreren, dan zouden we dus zelf ook succesvol moeten kunnen zijn.
De definitie van een strategie is: ‘een opeenvolging van interne en externe representaties die consistent tot een bepaald resultaat leidt’.
De representaties kennen we vanuit de representatiesystemen. Visueel, auditief tonaal, kinesthetisch en auditief digitaal. Met intern bedoelen we in onze gedachten en met extern bedoelen we ‘in onze buitenwereld’. Zo kun je bijvoorbeeld van binnen een plaatje maken (visueel-intern) en je kunt ook een extern plaatje in je opnemen (visueel-extern). En zo geldt dat ook voor geluiden, gevoelens en overwegingen.
Een strategie wordt ook wel eens vergeleken met de code van een cijferslot. Telkens als je de goede code indrukt gaat het slot open. Als je één van de cijfers niet goed intikt dan zal het resultaat anders zijn. Dan heb je de niet-open strategie gedaan. Zo ontstaan effectieve en minder-effectieve strategieën. De strategie krijgt de naam van het uiteindelijke resultaat.
Zo kennen we bijvoorbeeld de koopstrategie, beslissingsstrategie, motivatiestrategie, leesstrategie, leerstrategie, enzovoort.
Eugene Galanther, Karl Pibram en George Miller hebben het zogenaamde TOTE-model aan de NLP toegevoegd. Het TOTE-model werd al gebruikt in de computerwereld en kan goed gebruikt worden om al het menselijk gedrag in kaart te brengen (lees: in structuur te brengen).
TOTE staat voor Trigger, Operate, Test en Exit. De eerste stap (Trigger) is de prikkel waarmee de strategie in werking wordt gezet. Overigens, als het uiteindelijke resultaat niet waardevol genoeg voor je zal zijn, zal je niet bereid zijn de strategie te beginnen. Daarbij zal het resultaat aan criteria moeten voldoen. De tweede stap (Operate) is de fase waarin gewerkt wordt aan het verzamelen van informatie, het resultaat en in de derde stap (Test) wordt vergeleken of het resultaat al behaald is, met andere woorden; of het resultaat al voldoet aan de criteria zoals die in de eerste fase (Trigger) zijn gesteld. Hierna zijn er twee mogelijkheden; of het resultaat is nog niet gehaald of het resultaat is wel gehaald. In het eerste geval zal terug moeten worden gegaan naar de Trigger fase om de criteria (verwachtingen) bij te stellen of naar de Operate fase om opnieuw informatie te verzamelen, net zo lang tot de strategie kan worden afgesloten.
Definitie
‘Een specifieke syntaxis van externe en interne ervaringen die consistent tot een specifiek resultaat leidt’.
‘Een strategie is een specifieke syntaxis van externe en interne ervaringen die consistent een bepaald gedrag opleveren (genereren).’
Of, om het in simpel taalgebruik te omschrijven, een strategie is iets dat een persoon doet in zijn hersenen, zijn gedachten en in zijn zenuwstelsel, wat leidt tot een bepaald resultaat. Het is wat iemand doet in zijn hoofd als iemand doet wat hij doet.
De eerste stap is achter iemands strategie te komen via een proces van opvragen van informatie.
De volgende stap is om van deze strategie gebruik te maken door informatie terug te voeren aan de betrokkene in de volgorde waarin deze werd verkregen.
Voor alles wat je doet zijn er strategieën;
• Liefde
• Ontspanning
• Spanning
• Plezier
• Seks
• Ouderbezoek
• Marketing
• Gezondheid
• Communicatie
• Beslissing
• Motivatie
• Geluk
• Vergeten
• Verveling
• Eten
• Sport
• Rijkdom
• Ziekte
In feite is voor alles wat wij doen gewoonlijk een strategie of een serie strategieën.
Hoe werkt het?
Een analogie die verhelderend lijkt te werken bij de uitleg van strategieën is de analogie van het bakken van een cake. Tijdens het proces van het bakken van een cake stop je alle ingrediënten bij elkaar in een kom. In een recept wordt een bepaalde volgorde aangegeven waarin je de ingrediënten moet toevoegen. Als je die ingrediënten in de verkeerde volgorde in de kom zou doen of zelfs in de oven zou stoppen voordat je ze bewerkt hebt in de kom, dan krijg je een zeer afwijkende uitkomst.
Zo werkt dat met strategieën ook. De verschillende stappen en de volgorde van die stappen is bepalend voor de uitkomst. Als je de strategie omdraait, dat wil zeggen als je de omgekeerde volgorde neemt, dan kan het resultaat dat je krijgt aanzienlijk verschillen.
De vraag is nu hoe je iemands strategie ontdekt die gebruikt wordt voor het uitvoeren van iets bepaalds? Het antwoord is, vraag er gewoon naar. Vraag ernaar en luister naar de predicaten die gebruikt worden, kijk naar hun ogen (oogbewegingen), en let op de volgorde van de modaliteiten zoals ze naar jou toe worden getoond.
Wat zijn nu de elementen waaruit een strategie kan zijn opgebouwd? Er zijn er maar zes, gelukkig. Er zijn maar zes dingen die mensen kunnen doen in hun hoofd. Wat een verrassing! Je dacht waarschijnlijk dat je veel meer dan zes dingen kon doen, of niet? Toch zijn er maar zes dingen die je kunt doen.
Deze zes zijn het maken van beelden, geluiden, gevoelens, smaken, geuren maken en tegen jezelf praten. En elk van deze dingen kun je intern of extern doen.
Als je let op deze zes elementen in de strategie is er een verkorte strategienotatie
beschikbaar om dit weer te geven:
De strategie notatie die wij gebruiken correspondeert direct met het oogpatronenschema.
Wanneer je luistert en kijkt naar de persoon wiens strategie je blootlegt, kijk je eerst naar de voornaamste modaliteiten:
- V – visueel
- At – auditief tonaal
- K – kinesthetisch
- O – olfactorisch
- G – gustatorisch
- Ad – auditief digitaal
Daarbij maak je ook een aantekening van het feit of de signalen intern of extern zijn.
Bijvoorbeeld, het zien van een beeld in gedachten is Visueel Intern (V), kijken naar een auto om te zien of je die mooi vindt is Visueel Extern (Ve), en kan een vergelijking met een herinnerde of geconstrueerde auto omvatten (Vh of Vc). Het praten met de verkoper is Auditief tonaal en extern (Ate) en het vergaren van informatie over het gezochte product en of dit voldoet aan jouw criteria, is Auditief Digitaal en intern (Adi). Of het voelen aan een tapijt om te ontdekken of je het een prettig gevoel vindt, is Kinesthetisch Extern (Ke), terwijl het je goed voelen over de aankoop Kinesthetisch Intern (Ki) is.
Om ervoor te zorgen dat elke stap in de strategie ook het verschil tussen intern en extern aangeeft, noteren we dit door middel van een superscript, ‘e’ voor extern en ‘i’ voor intern.
En als we met auditief te maken hebben, zul je een onderscheid willen maken tussen
auditief digitaal (Ad) en auditief tonaal (At).
Digitaal omvat lijsten, criteria en of iets ‘logisch is’, terwijl het bij tonaal meer draait of iets ‘goed klinkt’.