Metaforen
Het woord ‘metafoor’ is een beeldspraak of overdrachtelijk bedoelde uitdrukking, en betekent dat je personen of zaken niet met hun eigen naam noemt, maar erop gelijkend.
We spreken van een metafoor wanneer je een verhaal vertelt, en met behulp van beeldspraak een bepaalde boodschap indirect overdraagt.
Voorbeelden van metaforen zijn: sprookjes, oude volksverhalen, mythen, sagen en legenden, verhalen bij het kampvuur, voor het slapen gaan enz.
Binnen NLP pas je een metafoor bewust toe met een bepaald doel, en vooral om iemand te ondersteunen in het proces van:
- Bewust worden van ervaringen en bronnen (resources)
- Effectief communiceren met jezelf en met anderen
- Bewerkstelligen van verandering
Metaforen hebben de bedoeling je bewust te maken hoe gebeurtenissen, die een probleemsituatie vormen, op een zeer subtiele manier aangeven hoe het anders zou kunnen. Een metafoor is dus pas een metafoor als je in je boodschap één of meer oplossingen aanreikt. Deze oplossingen geef je in de vorm van analogieën, op een zodanige manier dat ze aansluiten bij de belevingswereld van de ander. Een analogie betekent gelijkaardig aan. Bijvoorbeeld: de rots, wat een analogie kan zijn voor een standvastig iemand.
De metafoor als linguïstisch gereedschap
Vanuit het NLP-standpunt is elk woord, elke zin en alle taal een metafoor. Je geeft immers in taal uitdrukking aan wat je concreet van de werkelijkheid hebt ervaren.
Woorden op zich betekenen niets en kun je daardoor als abstracties beschouwen. Pas wanneer je de woorden kunt refereren aan zintuiglijke representaties geef je ze betekenis. Alle taal wordt dus per definitie overdrachtelijk begrepen. Je draagt informatie over vanuit je eigen model van de wereld én stemt het eventueel af op andermans model van de wereld.
Als je aan woorden betekenis geeft, die begrepen, verstaan, aangevoeld wordt of waardoor je op dezelfde golflengte bent met mensen, dan is er aan twee voorwaarden voldaan:
- Wederzijdse bekendheid met, en verstaan van, elkaars taal
- Woorden zijn gerefereerd aan de beleving in de dieptestructuur
Je construeert een metafoor met behulp van een allegorie en isomorfe, analoge figuren.
- Allegorie betekent: zinnebeeldende voorstelling. (zintuiglijk waar te nemen)
- Isomorf betekent: Iso = Gelijk Morf = Gedaante (gelijkaardige vorm, gedaante of structuur)
- Analoog betekent: gelijken op; gelijkaardig aan; in overeenstemming met.
De structuur van een metafoor
De structuur van een metafoor berust vooral op de toepassing van taalpatronen uit het Miltonmodel. Door de suggestieve formuleringen is het bij uitstek geschikt om hypnotische inducties te bewerkstelligen of mensen in trance te brengen. Je leidt de aandacht van het bewuste denken af en geeft voorrang aan het onbewuste, het creatieve deel. Wat een metafoor zo waardevol maakt is, dat een metafoor:
- Niet bedreigend is
- Onafhankelijkheid stimuleert
- Weerstanden omzeilt
- Relaties helpt te controleren
- Een ‘model’ voor creativiteit is
- Verwarrend is (trance), waardoor het gesprokene gemakkelijk onthouden wordt
Vormvoorwaarden voor een goede metafoor:
- • Mensen zijn isomorf (gelijkaardig, gelijkvormig)
• Gedrag is analoog (in overeenstemming met)
• Vergelijking met de probleemsituatie (het grondpatroon) is allegorisch (zinnebeeldend)
• Aanreiken van één of meer oplossingen
• Verwerken van een verbindende strategie
Het maken van metaforen
Je creëert een structuur gebaseerd op de vormvoorwaarden, en je maakt van de werkelijkheid een metaforische context. Je kiest voor de hoofdpersoon en alle andere figuren een Isomorfe voorstelling uit de wereld van: dieren, sprookjes, cellen, kabouters, elfen, planten, natuurverschijnselen, koningen, koninginnen, prinsessen, etc. en je plaatst het in een andere tijd (er was eens….).
Subject’s rol: Hoofdfiguur binnen de metaforische context
Gedrag: Analoog gedrag binnen de metaforische context
Obstakel – Probleem: analoog obstakel of probleem binnen de metaforische context
Hulpbronnen: Analoog binnen de metaforische context
- Je visualiseert de metaforische context met Subject in de hoofdrol, en je verzint een situatie waarin deze hoofdfiguur een probleem (gelijkaardig aan dat van Subject) tot een oplossing brengt.
- Je maak een compleet verhaal in deze metaforische context, en laat het verhaal gelijkaardig zijn aan het probleem en doel van Subject.
- Je bedenkt hoe je een bepaalde gebeurtenis van probleem naar oplossing kunt brengen, en je betrekt er een zogenaamde ‘wijze’ bij, zoals een oude tovenaar, een wijze vrouw, een goede fee of heks, een leraarsfiguur. Deze wijze geeft goede raad en suggesties, die nog niet door Subject waren bedacht.
- Je persoonlijke instelling bij dit proces is: vertrouw je onderbewustzijn; volg je ideeën en invallen; sta jezelf toe een ‘kinderachtig’ verhaal te vertellen.
Een metafoor schrijven gebaseerd op een outcome
Als je een metafoor schrijft voor een medestudent wil je een optimaal effect bereiken. Om een optimaal effect te hebben is het belangrijk om analogieën te vinden waar hij/zij zich in kan verplaatsen. Kies daarom een passende overdrachtelijke context met de ingrediënten van alle aspecten die in de outcome voorkomen, en waarmee Subject zich kan identificeren. Het gaat om een fantasiewereld, die als het ware voorbij het bewuste denken rechtstreeks naar het onderbewustzijn gaat en daar z’n positieve werk doet.